Toneeltekst – Daar ligt het dan (op een Albert Heijn-tas; er hád iets stijlvollers onder kunnen liggen, maar ach, als je dan toch in Zaandam woont…): mijn in te leveren afstudeertekst voor de Schrijversvakschool Amsterdam.
Ik heb ruim vier jaar lang zo’n beetje mogen ervaren hoe het leven van een schrijver-in-opleiding – zo dat kan – eruitziet. Ik heb les gekregen van inspirerende docenten. Ik heb mijn verhalen mogen voorlezen. Ik heb poëzie geschreven. Ik heb mijn toneelteksten horen voorlezen door acteurs en klasgenoten. Ik ging nadenken over columns. Ik schreef een filmscript. Ik heb genoten van vier jaar lang les krijgen in misschien wel één van de meest moeilijk te doorgronden vakken: dat van een schrijver.
Naast de waardevolle lessen proza, poëzie, scenario en essay ligt hier het resultaat van mijn ‘hoofdvak’ toneelschrijven: nergens is hier.
Ik begon aan een stuk over vijf kantoormedewerkers die, na sluitingstijd, de hiërarchische verhoudingen onderzoeken en ik eindigde met een ingebonden exemplaar over vier jongeren die omgeven zijn door een hek op een braakliggend terrein. Enerzijds geeft hen dat de veiligheid van het buitenhouden van de dwingende samenleving, anderzijds voelen ze zich opgesloten en beperkt.
De eindexamencommissie schreef: “(…) Heleen is in staat om met haar suggestieve ritmische dialogen en monologen een wereld op te roepen die rechtstreeks lijkt te zijn weggerukt uit de onderbuik. Ze bezit de gave om met taal onderliggende emoties en sferen op te roepen. Met rake beeldende woorden beschrijft zij de hel van de nieuwbouwwijk.
“Haakse straten. Identieke huizen. Zelfs de inrichting. Greeploos. Streeploos. Boeken gesorteerd op kleur. Geen wonder dat er op elke straathoek een dealer staat in driedelig pak. Laat z’n excuushond uit en verdient ondertussen wat bij aan al die verslaafde veertigers”.
Je voelt als lezer de beklemming van de nieuwbouwwijk, waardoor je gedwongen bent je te scharen bij de personages, die zich daarbuiten begeven. Tegelijkertijd voelt hun anarchistische cynisme naar, opgedrongen en onwennig aan, en wil je die ontvluchten. De personages zijn als extensies van de nieuwbouwwijk, maar dan voorzien van woede, haat en wantrouwen. Ze zijn gekwetst. En lijken in het kwetsen van elkaar, troost te vinden. Hun kwetsen en hun lijden, verbindt hen. De uitzichtloosheid van hun bestaan lijkt het kader te zijn waarbinnen zij kunnen leven. Ellende. Maar dan ineens een zin als “Zonnestralen als confetti. En ik kan ze vangen als ik wil” die de duisternis een moment doet oplichten. (…)”
Ik ben blij. Ik heb weer een diploma.